2007-08-03
Friese Front vanuit Lauwersoog 3-8-2007
Lijst waargenomen soorten:
Jan van Gent 25
Noordse stormvogel 23
Zwarte Zeeeend 13
Grote Stern 3
noordse dief 7
Visdief 35
Grote Jager 4
Kleine Jager 1
Zeekoet 128
Drieteenmeeuw 2
Kokmeeuw 1
Dwergmeeuw 3
Stormmeeuw 2
Zilvermeeuw 3
Kleine Mantelmeeuw 600+
Grote Mantelmeeuw 2
Zwarte Stern 2
Bruinvis 3
Grijze Zeehond 1
Vanaf 5.00 uur ‘s morgens stoomt de Dageraad zo snel mogelijk op naar het Fries Front gebied, 48 mijl NNW tot grofweg de 35 meter dieptelijn, om op deze plek zoveel mogelijk vogels rond de boot lokken met een keur aan chum-methoden.
Foto: Martijn de Jonge
Twee ongedetermineerde dolfijnen (waarschijnlijk witsnuiten) werden onderweg door twee waarnemers gezien, op vrij grote afstand van de boot. Er is enige tijd gezocht, maar ze konden helaas niet meer teruggevonden worden.
De aankomst bij het Friese Front gebied werd gekenmerkt door de eerste groepjes zeekoeten en enkele op afstand voorbijvliegende noordse stormvogels.
Foto: Martijn de Jonge
Om en nabij de 35 meter dieptelijn werd de boot stilgelegd en werd in fasen met chummen gestart. De eerste fase bestond uit vis- en garnalenafval om de aandacht te trekken van meeuwen, en daarmee vervolgens van jagers, genten en stormvogels.
Foto: Harm Niesen
Als volgende chumfase werd in visolie gedrenkte popcorn overboord gezet, specifiek gericht op stormvogelachtigen. Leuk om te zien dat inderdaad alleen de noordse stormvogels in de popcorn geïnteresseerd waren.
Foto: Harm Niesen
Foto: Harm Niesen
De hierop volgende chumactie heeft wat extra uitleg nodig.
Uitgebreide literatuurstudie naar verschillende chummethoden, die her en der over de wereld worden gebruikt voor het lokken van stormvogelachtigen, leverde een uitgebreid scala aan mogelijke viezigheid op om overboord te zetten. De stof die echter als rode draad door alle goede chum verhalen heen liep was het illustere “dimethylsulfide”, kennelijk hèt centrale geurelement in alle mengsels waar de stormvogelachtigen op af komen.
In geraffineerde, geconcentreerde vorm zou het te koop moeten zijn, maar de toegewijde chumpreparteur produceert het via de natuurlijke methode. Hiervoor moet olierijk visafval enige tijd (liefst enkele weken) anaeroob fermenteren. Onze voorganger en leermeester in de wereld der pelagics, Wim van der Schot, was al in de jaren 80 van deze zaken op de hoogte, en zijn ervaringen met de vervaardiging van de ultieme chum zijn elders op deze site vinden …
Hoewel wat terughoudend door de ervaringen van Godfather Wim, hebben wij als Pterodroma-team gemeend het aan onze klanten verplicht te zijn hen het beste wat er op chum-gebied mogelijk is te moeten bieden, en niet onder het hachelijke werk van chumbereiding uit te kunnen. Wat de consequenties voor ons persoonlijk leven ook moge zijn.
Bij de visafslag werden de juiste grondstoffen geselecteerd: op uitgezeefde ondermaatse garnalen was de keus gevallen. Alle mogelijke veiligheidsvoorzorgen werden getroffen. Vijf uienzakken, in dubbele vuilniszakken, geplaatst in luchtdicht af te sluiten muurverfemmers, werden gevuld met de garnalen en een flinke scheut visolie. De zakken werden zoveel mogelijk van lucht ontdaan en afgebonden. De emmers gesloten en met spanbanden gezekerd. Deze emmers, voor de zekerheid nog eens ingepakt in dubbele, goed afgebonden vuilniszakken, werden in de koele kelderbox van één van de Pterodromateamleden geplaatst.
Godfather Wim had ons nog zo gewaarschuwd, maar wat kon er nou misgaan …
Dat bleek de volgende ochtend, toen het eerste voorzichtige gemor van medeflatbewoners in de gang naar de kelderboxen viel te horen. (“Vreemd luchtje, vindt u niet. Wat kan dat toch zijn?”) Maar de omvang van het probleem leek beperkt. Er zijn wat deuren tegen elkaar open gezet en drie extra vuilniszakken zijn om iedere emmer geknoopt.
De volgende ochtend (maandag) vóór het werk even de neus door de deur naar de kelderboxen gestoken en moeten concluderen dat de eerder getroffen maatregelen duidelijk niet afdoende waren. Snel nog wat extra vuilniszakken om ieder emmer gebonden en tevens de emmers individueel in afsluitbare vierkante plastic bakken geplaatst. Zonder illusie dat dit, na alle al getroffen voorzorgmaatregel, de oplossing voor alle problemen zou zijn, bleken de plastic bakken ‘s avonds bij thuiskomst toch verrassend goed stand te hebben gehouden.
Dinsdagochtend verslapen na een onrustige nacht, met bizarre dromen. De kelderboxen links laten liggen en gelijk naar het werk gereden. ’s Avonds de zaak voor het gemak opnieuw genegeerd. Wel weer moeilijk de slaap kunnen vatten, geplaagd door visioenen van hordes woedende flatbewoners, met weinig begrip voor het belang van de experimenten die in hun flat plaatsvonden.
Woendagochtend de schoonmaker in de hal tegengekomen. Iets had hem duidelijk dwars gezeten, maar ik had niet kunnen verstaan waar het over ging. Was wel iets bij de kelderboxen geloof ik.
Deze avond bleek het probleem niet meer te negeren. Het gemor was overgegaan in luid en duidelijk geklaag. (“Eén of andere sukkel is zeker vergeten z’n vuil buiten te zetten voor ie op vakantie ging”, bleek de heersende opvatting.) Wijselijk gewacht tot donker heb ik de bakken het plantsoen naast de flat ingeleept, de bakken gelucht, de vuilniszakken om de emmers vernieuwd en de boel de kelderbox weer ingesleept. Tijdens weer een moeilijke nacht drong het tot me door dat het niet langer kon zo en dat ik me op één of ander manier van de zaak zou moeten ontdoen. Op donderdagavond, na nog zo’n doorluchtsessie, besloten om die vrijdag tot het donker te wachten en dan naar de Hondsbossche zeewering te rijden om de zaak in zee te dumpen.
Vrijdagavond lukte het me om drie van de vijf bakken in m’n auto gepropt krijgen. De wind bleek aangewakkerd tot een kleine windkracht zes, wat het werken met plastic zakken en bakken niet makkelijker maakt. Na een uur modderen lag het grootste deel van de garnalenrommel in zee en het plastic in een afvalbak. Prettig opgelucht dat ik me van ruim de helft van m’n probleem had weten te ontdoen in de auto gestapt en met alle vier de ramen open in een hels gebulder naar huis gespoed, waar het me godzijdank ook nog lukte om ongezien het trappenhuis en gallerij door te komen naar m’n flat. De kleren in de week gezet en zelf een uurtje gesopt onder de douche. De overgebleven twee bakken in de wind op het balkon geplaatst, waar ze minder kwaad zouden kunnen dan binnen in de kelderbox.
Zaterdagochtend bleken de weersomstandigheden dramatisch gewijzigd. De wind was volledig weggevallen, geen wolkje aan de hemel. De zon brandde genadeloos op het balkonnetje, waarvan een weïge lucht zich langzaam meester maakte. Ik hoorde bij de buren de koffiekopjes rinkelen op de ontbijttafel op het balkon. In een vlaag van zelfopoffering sleepte ik de bakken naar binnen, de badkamer in. Deur dicht, nieuw plan. In de buurtsuper wat rollen keukenfolie gekocht. De weerzin verbijtend, de emmers uit de bakken gehaald, vuilniszakken eraf, spanbanden eraf, en nu de zaak écht inpakken. De beide emmers werden nu geheel omwikkeld met een volledige rol van 15 meter keukenfolie, en deze weer in dubbele vuilniszakken in de bakken teruggeplaatst. Na een uurtje maar eens gecontroleerd of de keukenfolie de kwalijke dampen binnen kon houden.
Al snel bleek helaas ook dit niet de oplossing, weer ontsnapte een akelige lucht uit de geopende vuilniszakken. Slaapgebrek, stress en een stinkend huis werden me nu allemaal een beetje teveel. Wanhopig de beide emmers in weer verse vuilniszakken gehesen, de trap af gesleept (wonderwel weer ongezien), om ze dan maar lompweg buiten in de ondergrondse vuilcontainer te storten. De eerste emmer was al verdween in de koker en de tweede hing er boven, toen ik me realiseerde dat de akelige lucht, waardoor ik de afgelopen dagen geplaagd was, weinig weg had van de lucht van bedorven vis. Het was eigenlijk veel meer een zwavelachtig luchtje, type rotte eieren, maar ook weer net niet. Zou dit de lucht van dimethylsulfide zijn? Als dat zo was, dan had ik goud in handen …
Achter me lag het plantsoen, met hoge brandnetels tussen dicht struikgewas. Ik heb de laatste emmer tussen de brandnetels verborgen en me voorgenomen er niet meer naar om te kijken tot de dag van de tocht.
Twee weken later, in de vroege ochtend van 3 augustus, bleek de emmer hier nog onaangeroerd te staan, klaar om z’n magische krachten te ontketenen in de weidse leegte op zee.
Enfin, dit als inleiding op de volgende chumactie. De zak met “gerijpte” garnalen in visolie werd geopend en achter het schip gehangen. Het eerste effect hiervan was een grappige schrikreactie bij de fotografen die hier stonden en en bloque achteruit deinsden. Op de vogels bleef het effect ook niet uit. Als door een wesp gestoken maakten de meest nabije noordse stormvogels zicht los van de visoliepopcorn en namen plaats in de smurrie rond de uienzak achter de boot. Helaas bleef het wat “tubenoses” betreft bij de noordse stormvogels, maar deze waren nu wel fotografeerbaar op enkele meters van de boot.
Foto: Martijn de Jonge
Foto: Paul Cools
Foto: Paul Cools
Ongeveer twee uur is op deze wijze dobberend doorgebracht, waarna nog enige tijd noordwaards is gevaren en vervolgens de terugweg is ingezet. Gedurende het varen werd nu steeds vers vis- en garnalenafval overboord gezet, zodat continu een flink aantal kleine mantelmeeuwen achter de boot hing. Deze trokken nog weer een enkele grote jager en wat genten aan.
Foto: Paul Cools
Foto: Martijn de Jonge
Een laatste chum experiment, twee diepgevroren klonten visafval die aan een touw achter de boot werden gehangen, hielp bij het zo lang mogelijk in stand houden van de meeuwenwolk tijdens de terugtocht.
In de wat kalmere zee op de terugweg werden door enkele oplettende waarnemers nog drie bruinvissen opgemerkt.
Foto: Martijn de Jonge
Foto: Martijn de Jonge
Foto: Martijn de Jonge
Zie hier voor meer foto’s van:
Verslag van de tocht van “Vroege vogels” verslaggever Rob Buiter.